De mens kan over eeuwig leven nadenken


De evolutietheorie heeft aan het licht gebracht dat er tussen dier en mens overeenkomsten
zijn. Hoe we de verhouding tussen schepping en evolutie moeten zien laat ik nu even in het
midden. De catechismus zegt er weinig over. Dat er overeenkomsten zijn tussen mens en
dier is geen nieuw inzicht. Al op de eerste bladzijde van de Bijbel lezen we dat de schepping
van de landdieren op dezelfde dag plaats vindt als de schepping van de mens, namelijk op
de zesde dag. De dieren in de zee (vissen) en de dieren in de lucht (vogels en insecten)
worden beide geschapen op de vijfde dag. Er is dus ook een gelijkenis tussen vissen en
vogels: zij bewegen zich voort met vinnen/vleugels. De dieren op het land hebben poten en
lopen zoals ook de mensen lopen op hun benen. Iedereen kan deze overeenkomsten
waarnemen.
Toch denk ik graag na over de vraag: wat maakt de mens speciaal en wat onderscheidt de
mens van het dier. Het is de vraag naar de waardigheid van de mens die zich onderscheidt
van die van het dier. Er is tegenwoordig terecht een sterke tendens om op te komen voor de
waardigheid van dieren, maar er bestaan ook grote verschillen die niet per se gemakkelijk te
duiden zijn. Wetenschappers komen tot de conclusie dat sommige diersoorten een zekere
vorm van bewustzijn hebben en een zekere mate van sociaal gedrag vertonen. Het
onderscheid tussen verstand (mens) en instinct (dier) schijnt niet zo gemakkelijk te zijn.
Maar we zullen toch moeten erkennen dat mensen kunnen lachen, beminnen, denken,
cultuur scheppen en geloven. Mensen zijn in staat om verantwoordelijkheid te nemen voor
hun daden en gedachten, en daarmee gaat gepaard dat de mens kan zondigen. Verder is de
mens bezig met vraagstukken als eeuwig leven. Het equivalent bij dieren is: zich
voortplanten, zorgen dat de soort behouden blijft. Dat is een drang naar eeuwigheid die blijft
binnen het aardse. Het verlangen van de mens naar eeuwig leven gaat boven het aardse uit.

  • Ron van den Hout
    bisschop van Groningen – Leeuwarden