QR OMD 00. Ontstaan BC

Ontstaan Barger Compascuum

Tot het einde van de achttiende eeuw, was permanente bewoning vrijwel onmogelijk in het gebied dat zich uitstrekt van de Dollard in het noorden tot het graafschap Bentheim in het zuiden en van de Hondsrug in het westen tot aan de Eems in het oosten. Dit hoogveengebied van ongeveer 50.000 ha, het Bourtanger moeras genoemd, was door zijn waterrijkdom ‘s winters onbegaanbaar. In de omgeving van het tegenwoordige Barger-Compascuum werden gedeelten van het veengebied ‘s zomers als weide gebruikt door de boeren uit de randdorpen van het moeras: Noord- en Zuid-Barge en Emmen op de Hondsrug, Wesuwe en Versen in het oosten langs de Eems. Hieraan ontleent het dorp dan ook zijn naam: compascÆre is het Latijnse woord voor “samen beweiden”. Barger-Compascuum betekent: gemeenschappelijke weide van (Noord- en Zuid-) Barge.

In 1788 ontstonden aan de Duitse kant de eerste bovenveendorpen. De bisschop van Münster stimuleerde vooral arme gezinnen om zich te vestigen langs de grens met de Republiek der Verenigde Nederlanden. Stukken land, plaatsen, werden verpacht en bouwrijp gemaakt door het graven van greppels (gruppen) die voor afwatering moesten zorgen. Zo ontstonden o.a. de kolonies Twist, Hebelermeer, Lindloh, Schwartenberg en Rütenbrock. De bewoners verbouwden boekweit en hielden schapen. Ook bijenteelt en jacht waren een bron van inkomsten. De eerste kolonisten, vrijwel uitsluitend katholiek, waren wat kerkgang betreft aangewezen op de zanddorpen langs de Eems. Pas jaren later werden eigen parochies opgericht. In 1798 werd in Rütenbrock de eerste Heilige Mis opgedragen, in 1799 volgde Twist en pas vanaf 1859 hoefden de bewoners van Hebelermeer de moeilijk begaanbare weg naar Wesuwe niet meer te maken om een Eucharistieviering bij te wonen.

Vanaf 1830 vestigden bewoners van de Duitse bovenveendorpen zich in de omgeving van Zandberg en Nieuw-Schoonebeek. Hier ontstonden dan ook de eerste parochies in het Nederlandse gedeelte van het Bourtanger moeras. In 1843 werd de St. Josephparochie te Zandberg opgericht, in 1849 de St. Bonifatiusparochie te Nieuw-Schoonebeek.

De Duitse kolonies lagen zo dicht bij de Nederlandse grens, dat een nieuw grensverdrag in plaats van de verouderde overeenkomsten van 1743, 1764 en 1784 noodzakelijk werd. In 1824 kwam het te Meppen tot stand, waarbij de grens werd vastgesteld zoals die nu is. Een klein geschil, dat naderhand nog ontstond, werd in 1862 bijgelegd. Hierbij werd een stuk Nederlands grondgebied van zevenhonderd meter breedte en zeven kilometer lengte (de lengte van Barger-Compascuum) afgestaan aan de bewoners van Schwartenberg en Hebelermeer, waarbij zij ook nog het recht kregen om op een even lange strook van honderd meter breedte gedurende tien jaar boekweit te verbouwen, in ruil voor het afgestane weiderecht.

In 1860 werd het Barger-Compascuum door de gevolmachtigden van Noord- en Zuid-Barge voor ƒ. 88.000,- verkocht aan de heren Hiddingh, Gosselaar, Tonckens en Van Holte tot Echten. Gosselaar verkocht zijn gedeelte later aan Gratema. Op 23 juni 1866 vond ten overstaande van notaris Heppener te Assen de bepalingen van aanleg van het Barger-Compascuum plaats. Toen kwam de bewoning van het Compascuum tot stand. Op de verpachte plaatsen werden gedeeltelijk van turf en heideplaggen gebouwde boerderijtjes gezet. Het bovenveen werd gebruikt voor boekweitteelt en schapenhouderij. De eerste bewoners kwamen hoofdzakelijk uit de Duitse bovenveenkolonies en vestigden zich (ook al vóór 1866) vooral in de “Maatschappij” aan de linkeroever van de Runde.

Er waren verschillende redenen voor de komst van deze eerste Compascumers:

1. Overbevolking aan de Duitse kant van de grens;

2. Uitputting van de boekweitgronden: het veen was na hoogstens tien jaar gebrand te zijn, zogenaamd doodgebrand en voor langere tijd voor boekweitteelt ongeschikt;

3. Politieke motieven: in 1866 werd Hannover door Pruisen geannexeerd. Vele mannen moesten dienst nemen in het Pruisische leger. Om dit te voorkomen stak men de grens over.

De tweede pastoor van Erica, L.H.A.C.M.A. Vroom, maakte in 1872 een “Status animarum” (een soort bevolkingsregister) op van alle katholieken, met vermelding van hun leeftijd en van de plaats van herkomst. Compascuum werd verdeeld in:

1. Voor-Compascuum, rechts van de Runde: 7 gezinnen;

2. De Maatschappij, links van de Runde: 20 gezinnen;

3. Verum-Compascuum, het eigenlijke Compascuum rechts van de Runde: 53 gezinnen.

De bewoners kwamen voor het merendeel uit de Duitse kolonies Rütenbrock, Lindloh, Schwartenberg, Hebelermeer en Twist, maar ook Zandberg werd als plaats van herkomst genoemd.

Bron: 125 jaar St. Josephparochie – Marcel Wehkamp en Herman Feringa – Uitgeverij Drenthe